Zoals dat zo vaak gaat met goede ideeën lag de ‘waarom?’-vraag aan de basis. Arpa partner, trainer en coach Erik Giebels vroeg zich af waarom bouwen in een strak ritme - volgens de one-piece-flow-methode dus - in de woningbouw en renovatie bij steeds meer bedrijven gemeengoed begint te worden, maar in de utiliteit veel minder. De vraag leidde tot een afstudeeronderzoek met opvallende resultaten: engineering volgens de one-piece-flow methode levert een besparing in manuren van wel 30 procent op.

“Met Arpa hadden we ooit de ambitie om de bouw eens flink op zijn kop te zetten. En na een tijdje snapten we de branche en de mensen die er werken. Totdat we met installatiebedrijven te maken kregen. Dat was even wennen!” Erik Giebels legt uit waarom. “Als je met Lean aan de slag gaat ga je dingen klein maken. Bij woningbouw is dat makkelijk te overzien: de kleinste eenheid is één huis. Heel erg gesimplificeerd natuurlijk. Maar in de utiliteit ligt dat anders. Want hoe kun je een school, een ziekenhuis of een distributiecentrum nu zo opdelen dat je in een bepaald ritme kunt bouwen. Een verdieping per week of een vleugel per drie weken. Zodat je een afgemeten eenheid hebt en daar een volgorde in kunt aanbrengen?”

Niet handig

Giebels kwam er vervolgens achter dat installateurs een andere denkwijze hebben. “Die knopen vaak alles aan elkaar. Soms lijkt het: hoe groter hoe beter en hoe complexer hoe mooier. Als techneut begrijp ik dat, maar met mijn Lean-bril op denk ik toch: ‘da’s nie handig’.”

De eerste keer dat Giebels met dit probleem te maken kreeg was bij de bouw van een verzorgingstehuis, waarbij Arpa als Lean-partner betrokken was. De opdrachtgever vroeg of de bouw niet sneller kon, de aannemer dacht dat dat wel kon, maar de installateur had er moeite mee. In ritme bouwen per vleugel ging volgens hem niet omdat het warmtesysteem pas goed functionerend kon worden aangelegd als het hele gebouw was opgeleverd. Gelukkig was de opdrachtgever streng en die stond op zijn strepen.” Uiteindelijk kwam het bouwteam - onder luid protest van het installatiebedrijf - overeen dat er op iedere verdieping en in iedere vleugel van het te bouwen gebouw een technisch hart gemaakt zou worden. Giebels: “Dus niet één technisch hart, maar acht. Je kunt je voorstellen wat de installateur toen riep. ‘Dat is niet handig. Het zorgt voor verlies van rendement et cetera.’ Maar het was de enige oplossing die er was. Dus noodgedwongen hebben we het zo gedaan.” De voordelen die dat uiteindelijk opleverde: de klant was geholpen, veel minder loopafstanden voor de installateurs en er hoefde geen hoogopgeleide techneut meer te komen als er onverhoopt iets mis was met de installaties. Voor Giebels was het een eye-opener. “Maar iedere keer als ik de vraag stelde waarom installatiebedrijven werken zoals ze werken kreeg ik een onbevredigend antwoord. Echt de vinger erop leggen kon ik echter niet. Daar was meer onderzoek voor nodig.” 

Behapbaar

Samen met trainer/coach Jan-Dirk van de Laar kwam Giebels tot de slotsom dat er een aantal fundamentele dingen in de engineering moeten veranderen. Want in de uitvoering levert werken volgens de one-piece-flow-methode fors voordeel op, maar alleen als er tijdens de engineering op een paar plekken anders gedacht wordt. Van de Laar: “We zijn toen met name op zoek gegaan naar het punt binnen het engineeringstraject waarop je de slag naar one-piece-flow kunt maken. Om het behapbaar te houden is het immers niet per se nodig al vanaf scratch volgens de one-piece-flow-methode te engineeren. Je kunt best traditioneel beginnen. Maar ergens in het proces gaat het lonen om per ruimte te gaan rekenen en tekenen. Zodat tijdens de bouw ook echt in een strak ritme gebouwd en opgeleverd kan worden. Met als doel: sneller, goedkoper en met meer plezier bouwen. Ook in de utiliteit. Dat is dus ook de onderzoeksvraag geworden waarmee Remco aan de slag is gegaan.

En die Remco is Remco Nijs, vierdejaars student Technische Bedrijfskunde aan de Avans Hogeschool in Tilburg. “In het tweede jaar van mijn studie leerde ik voor het eerst over de Lean-methodiek. Toen heb ik voor mezelf besloten dat ik daar meer mee wilde doen. Ik was dus superblij met deze afstudeeropdracht. Ik ben aan de slag gegaan met de vraag: ‘Waar en hoe kan, in het engineeringstraject binnen de installatiebranche, overgeschakeld worden van de traditionele naar de ‘one-piece-flow werk- en denkwijze?’”

Processen omdraaien

Om die vraag te kunnen beantwoorden is een groep van zeven bedrijven samengesteld, bestaande uit een architectenbureau en opdrachtgever, E- en W-installateurs, fabrikanten, een adviesbureau, systeem integrator en een montagebedrijf. Stuk voor stuk bedrijven uit het netwerk van Arpa en speciaal voor dit project PioEngineers genoemd. Door middel van uitgebreide interviews, metingen, brainstormsessies en gesprekken kwam Nijs erachter dat one-piece-flow nog nergens in de engineering wordt toegepast. Terwijl de behoefte aan vernieuwing van processen en methoden door alle partijen als wenselijk wordt ervaren. “We hebben sommige processen omgedraaid,” stelt Dennis Beekwilder, projectteam coördinator bij RJ Networks & Security. Dit bedrijf adviseert, ontwerpt, installeert en onderhoudt zwakstroominstallaties voor datanetwerken en beveiliging en is één van de PioEngineers. “We zorgen er nu voor dat technische ruimtes eerst klaar zijn, zodat je van daaruit verder kunt werken. Maar voordat je dat weet moet je wel het hele gebouw in kaart hebben gebracht.” Beekwilder merkt dat de nieuwe werkwijze bij zijn collega’s steeds meer tussen de oren zit. “Maar we zullen onze klanten ook moeten opvoeden. Die denken nog erg centraal.” 

Minder stress

Het punt waarop ook de engineering volgens de one-piece-flow-methode kan werken blijkt dan ook op verschillende plekken in het proces te liggen. Nijs: “Er is een verschil tussen bestaande bouw en nieuwbouw. Bij nieuwbouw zul je eerst reëele aannames moeten kunnen doen over de hoofdinfrastructuur van een gebouw, voordat je one piece per ruimte verder kunt engineeren. Bij bestaande bouw kun je al eerder volgens one-piece-flow werken omdat je al weet hoe de hoofdinfrastructuur in elkaar zit.”

Nijs’ onderzoek toont aan dat one-piece-flow Engineeren een theoretische besparing van maar liefst 31 procent aan manuren kan opleveren. “Maar naast dit ‘harde voordeel’ zijn er ook zachtere pluspunten ten opzichte van traditioneel engineeren”, vertelt Nijs: “Veel minder stress en een soepeler proces.”

De hoogste tijd dus om ook de installatiebranche Lean te laten werken? Giebels: “Ja, en dankzij Remco hebben we hier nu concrete handvatten voor gekregen.”

Remco is ondertussen geslaagd. 

De PioEngineers die meewerkten aan het onderzoek: Van Delft groep, TES-installatietechniek, Bosch Building & Energy Solutions, RJ Networks & Security, Architecten EN|EN, ABB en Sweegers en de Bruijn.

Op de foto van links naar rechts: Jan-Dirk van de Laar van Arpa, afstudeerder Remco Nijs en PioEngineer Dennis Beekwilder van RJ Networks & Security.